Hoed

De hoed is volledig uit het straatbeeld verdwenen. Ik weet nog hoeveel er op zondagochtend naast elkaar hingen in het voorportaal van de Rooms-Katholieke kerk in Luttelgeest. Dat was in de jaren zestig. Alle mannen hadden een hoed en zetten die keurig af voor ze de kerk in gingen. Mijn vader had zelfs een zondagse hoed en eentje voor de doordeweeks.
De oude Ford Taunus waar we mee van de boerderij naar de kerk reden had een hoedenplank. Daar lag de zondagse hoed tijdens de rit, naast het altijd knikkebollende hondje. Dat heet in onze auto nog steeds de hoedenplank, ook al ligt er nooit een hoed meer op.
De vrouwen hadden in die tijd geen hoed op als ze naar de kerk gingen, hoogstens een hoofddoekje tegen de wind, om het haar in de krul te houden. Als een vrouw een hoed droeg, dan was ze een dame en had ze het hoog in de bol. Wel had mijn moeder een hoed op tijdens haar zilveren bruiloft, dat heette dan feestelijk, maar verder heb ik geen beelden van mijn moeder met een hoed.
Als je tegenwoordig een hoed draagt dan ben je flamboyant of een aansteller. Een popster draagt een Spaanse hoed of een Engels bolhoedje. En in de grote stad zie je nog wel eens oude heer met een grote Panama, maar die heeft dan ook lang grijs haar in een paardenstaartje. Het is een gimmick of een statement, of het is carnaval.
Of Prinsjesdag! Het is de enige dag in het jaar dat de hoed onderwerp van gesprek is. Niet de hoeden van de mannen, maar die van de vrouwen. De traditie wil dat vrouwen de koning en koningin niet blootshoofds tegemoet treden tijdens de speciale vergadering van de Staten-Generaal. Als de koningin een hoed op heeft, dan moeten alle vrouwen een hoed op. Alle dameshoeden worden stuk voor stuk besproken. De meest gewaagde staat de volgende dag in de krant. De mannen zitten er, weliswaar in driedelige pakken, wat kaaltjes bij.

Dit bericht is geplaatst in samenleven en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.