Vulling

Op donderdagochtend tijdens het ontbijt voelde ik plotseling een vreemd knarsen in mijn bovengebit. Nu is dat gebit een afbrokkelend geheel, een bonte verzameling van vullingen en kronen, dus ik was meteen gealarmeerd. Met mijn tong bespeurde ik een scherp randje bij de linker hoektand. Even was er de valse hoop dat er een beschuitkruimel was blijven plakken, maar met lood in de schoenen liep ik naar de spiegel om de schade te inspecteren. Ik zag een klein scheurtje tussen de tand, of wat er van over was, en de vulling, die er na vierendertig jaar trouwe dienst zomaar uit kon vallen.
Ik belde de tandarts. Die had geen tijd, zei de assistentie. Maar ik ben een trouwe klant. Na enig aandringen mocht ik tussen zijn afspraken door. De tandarts achtte de situatie instabiel en vond dat de vulling moest worden vervangen. Hij repareerde de scheur provisorisch, maar binnen een week moest ik een afspraak maken van veertig minuten. Dat beloofde wat. Voorlopig voelde alles weer glad toen ik tien minuten later zijn praktijk verliet.
De tijdelijke oplossing bood niet lang soelaas. Op zaterdagochtend kraakte het opnieuw. De scheur was dit keer dieper en leek mijn tand verticaal in tweeën te breken. Het zag er krakkemikkig uit. Eén dwarse graankorrel in ons Twents volkorenbrood zou de genadeklap kunnen geven.
Deze week leef ik zoveel mogelijk op zacht en vloeibaar voedsel. Soep, yoghurt en bananen. Ik durf bijna niet te kauwen. Elk hapje wordt met de grootst mogelijke zorgvuldigheid weggewerkt, laverend van kies naar kies om elk instortingsgevaar te vermijden. Ik besef nu pas hoezeer ik gewend ben vrij gedachteloos mijn eten naar binnen te schuiven. Pas op maandag 27 oktober zal deze oefening in mindfullness voorbij zijn, want dan mag ik naar de tandarts. Het is voor het eerst dat ik daar naar uitzie.

Dit bericht is geplaatst in verbinding en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.