Thuiskomen

Als ik midden op de dag thuiskom, is er een overgang tussen komen en zijn. ’s Avonds laat is dat moment gecamoufleerd door de nacht; ik ga slapen en de volgende dag word ik in mijn eigen bed wakker. Overdag is dat anders.
Zodra ik de hoek om fiets en door de bosrand heen de wijk inrij, ben ik op vertrouwd terrein, maar het terrein vertrouwd mij nog niet. Ik zie een wijkbewoner in haar tuin. Ze kijkt op en om. Mijn volgeladen fiets trekt haar aandacht en ze zwaait even. Onze naaste buren zijn hun huis aan het schilderen en roepen me vanaf de steiger toe: ‘Nu al terug!’ Dat klinkt eerder verbaasd dan welkom.
Als ik met mijn fietstassen naar binnen loop, zie ik hoe het huis de afgelopen dagen is bewoond door een ander. De kranten op de tafel, de kopjes op het aanrecht, chipskruimels op de zitbank. Ik zet een raam en een tuindeur open.
Ik pak meteen uit. Op de keukentafel belanden de dingen die niet in de was hoeven: een toilettas, een boek, de ongedragen trui. De was belandt op de grond en even later in de wasmachine.
Ik klop in de tuin het zand uit de tassen en zet ze weer op hun vaste plank in de berging. Ook al het andere leg ik terug in de kasten en op de schappen, waar het een paar dagen geleden nog lag. Nu is de bagage niet langer meer bagage.
Ik geef de planten water, stapel oude kranten en ruim de afwasmachine uit. Ik loop een rondje door de tuin en zet de tuinstoelen recht. Dan pas zet ik koffie.
Als ik buiten op het terras zit en een lijstje maak van wat ik vandaag verder allemaal nog moet doen, is het thuiskomen voorbij.

Dit bericht is geplaatst in verbinding en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.