Passant

Het is Witte Donderdag, de laatste werkdag van de Goede Week. Het is zes uur en de gang is leeg op de schoonmaakster na. Het stadhuis gaat vier dagen dicht. Buiten waait het. Vanaf de vierde verdieping op de A-vleugel kan ik de regen zien aankomen. Over de verhoogde busbaan glijdt een bus de Filmwijk in. Er loopt beneden een man over de parkeerplaats. Zijn colbert wappert en zijn stropdas ligt op zijn rug.
Ik ruim mijn bureau op en zet de computer uit. Uit gewoonte zet ik de nietmachine naast de telefoon in het gelid. Ik trek mijn jas aan en controleer waar mijn mobiel zit. Terwijl ik nog één keer omkijk, om te zien of ik niets vergeet, doe ik het licht uit en loop de gang op. Ik neem de lift. In de verlaten B-passage klinken mijn voetstappen hol. Ik loop langs een tentoonstelling. Het zijn kleine glazen kistjes met persoonlijke bezittingen die herinneren aan gebeurtenissen zo’n zeventig jaar geleden. Ik sta er niet bij stil.
Dan passeer ik de grote deuren met de spiegels. Heel even zie ik mezelf als een toevallige passant in een verder lege gang. Dan sta ik in de centrale hal van het stadhuis. De koffiecorner en de balies zijn verlaten, alleen twee bodes staan er nog. Ik zwaai even en loop naar de achteruitgang.
In de fietsenstalling staan nog een paar fietsen waaronder die van mij. Als ik het binnenplein oversteek, krijgt een wervelwind me te pakken. Ik houd mijn stuur ternauwernood recht. Ik draai de Cinemadreef op. Mensen wachten bij het rode licht. Er ligt een fiets op zijn kant. Het reclamebord hangt scheef. Er wappert een gescheurde vlag bij de makelaar. Dan komt de eerste regen.
Dit is de samenhang der dingen.

Dit bericht is geplaatst in verbinding en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.