Bibliotheek

Ooit, toen ik ging studeren, niet ouder dan achttien was ik, had ik één boek. Een boek dat ik koesterde als een kostbaar bezit. Wat het feitelijk ook was, want ik had het zelf gekocht. Het was een rib uit mijn lijf, een aanschaf goed voor zeker twee weken zakgeld of een dag werken. Vrienden kochten lp’s als ze geld hadden. Ik kocht een boek. Een boek dat meeverhuisde naar Groningen.
Eenmaal student kocht ik alleen nog tweedehands studieboeken. Het rijtje romans werd alleen aangevuld met Sinterklaas en met mijn verjaardag. Het duurde zeker tot halverwege mijn studie voordat ik een klein plankje vol had. En daar stonden dan ook titels bij die ik voor een paar euro had gekocht bij de Slegte in de Heerestraat.
Jaloers was ik op een huisgenoot die, op dezelfde leeftijd als ik, erin was geslaagd drie planken met boeken te vullen. Zij was een veellezer. Ze haalde elke week een stapeltje verse boeken uit de bibliotheek. Ze hield een schriftje bij waarin ze elke titel schreef met een korte recensie.
Een paar jaar later, in een ander huis, hadden we samen een aparte kamer voor onze boeken. Haar drie planken en mijn ene plank waren tegen het eind van de studie een kleine boekenwand tot aan het plafond. Je moest op een stoel gaan staan om bij de bovenste plank te komen. Het was maar een kamer van twee bij drie, maar we noemden het trots onze bibliotheek, alsof we niet in een rijtjeshuis bij het Oosterpark woonden, maar op een borg in het Ommeland.
Sindsdien is er altijd het verlangen geweest naar wanden vol boeken. Het is het meest geruststellende dat je kunt bezitten. Een bibliotheek is als een kelder vol proviand. Niets kom je tekort in een kamer waarin je bent omringd door meer verhalen dan je ooit kunt lezen en herlezen. Enkel een fauteuil, een voetenbank en een leeslamp maken het paradijs compleet.

Dit bericht is geplaatst in verbinding en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.