Zomernacht

Rond vier uur in de warme nacht word ik wakker. Ik ben bezweet en voel de tochtstroom langs mijn natte huid. Het slaapkamerraam staat wijd open en de gordijnen maar half gesloten, waardoor ik zie hoe het buiten al begint te schemeren. Ik kijk op de wekker en draai me nog eens om.
Dan hoor ik hem aankomen. Het klinkt afwisselend hard en zacht, als een bromfiets met lucht in de benzineleiding. Hij (of zij) gaat niet recht op zijn doel af, maar laveert als een windsurfer door de slaapkamer. Het geluid komt in vlagen dichterbij.
Met mijn ogen wijd open zoek ik hem in de schemer, maar hij is onzichtbaar, hoewel hij vlak in de buurt moet zijn. Ik hoor hem overvliegen en dan houdt het gezoem ineens op. Het kan niet anders dan dat hij is geland op het enige plekje dat daarvoor in aanmerking komt: mijn wang. In een reflex sla ik mezelf in het gezicht.
Ik weet meteen dat het niet heeft geholpen. De mug heeft zich bedacht maakt een doorstart. Het geluid zwelt aan en lijkt in mijn oor te kruipen. Nogmaals sla ik om me heen en dan verwijdert de mug zich.
Ik ben klaarwakker en begin te denken. Dat gaat vanzelf. Ik denk over van alles na. Meestal in cirkels, waardoor gedachten zich steeds blijven herhalen. Het gaat over dingen die ik allemaal nog moet doen en hoe ik dat moet aan pakken en in welke volgorde, en hoeveel tijd dat allemaal kost, en hoe dat dan moet, want er zijn nog zoveel dingen die ik allemaal moet doen, en zo voort. Als ik mezelf tot de orde roep en er nog eens goed voor ga liggen, lijk ik de slaap weer te kunnen vatten. Precies op dat moment keert de mug terug.

Dit bericht is geplaatst in schrijven en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.