Tweehonderd woorden

De eerste tweehonderd woorden zijn het moeilijkst. Tot nu toe kreeg ik maar geen begin. Deze hele zomer heb ik alleen maar gelezen. En nu is het half augustus. In veel boeken ging het over schrijvers. Schrijvers die kunnen schrijven of nooit begonnen met schrijven of alleen maar kunnen schrijven. In elk van die boeken lees je dat schrijven niet romantisch is. Behalve Martin Bril, – zijn hele brillendoos gelezen – die tot aan zijn dood niet anders kan dan schrijven, moet schrijven. Maar voor de meesten is het een lijdensweg. Je moet blijven zitten en dan wachten tot iets ontstaat. Of het eruit persen, jezelf op de stoel vastbinden en niet weer opstaan totdat het proces is voltooid. Nergens lees je het woord creatief, of inspiratie. Dat zijn misschien ook geen literaire woorden. De eerste keer dat ik wilde leren schrijven, was na “Opwaaiende Zomerjurken” van Oek de Jong. Dat was het eerste boek dat ik ooit kocht. Razend duur, als je zestien bent, en ook geen vanzelfsprekendheid in mijn vriendenclubje in de Noordoostpolder. Als je zestien bent geef je je geld uit aan muziek of je spaart voor een brommer. Maar goed. Oek de Jong schreef heel erg weinig. Moest volgens mij vier jaar wachten op “Cirkel in het gras”. Aan Oek de Jong zie je dat het werk is. Monnikenwerk. Schrijven is lijden. Je moet niet hopen er gelukkig van te worden. Behalve Martin Bril dan. Die werd ongelukkig als hij niet kon schrijven. Er zijn veelschrijvers en weinigschrijvers. De veelschrijvers worden er gelukkig van. De weinigschrijvers lijden. Ik schrijf bijna niets.

Dit bericht is geplaatst in schrijven en getagd , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.