Plot

De schrijver heeft een moordplan. Het slachtoffer heet X. Het motief voor de moord is machteloosheid. Elke andere remedie dan moord, is uitgewerkt. Schrijver heeft geen grip op X, begrijpt hem niet, voelt zich door X veracht en bedreigt. X zit hem vreselijk in de weg. Het zou fijn zijn als X er gewoon niet meer is.
Voor de moordenaar is het beter, als er heel lang niemand vermist wordt, waardoor het lang duurt voor de herkomst van het lijk is vastgesteld. Dus hij kiest een moment dat X geen afspraken heeft en iedereen heeft laten weten dat hij een weekje op zichzelf wil zijn. Dat doet X soms. En dat weet de schrijver. Het plan voorziet verder in een pijnloze dood, maar in een gruwelijke verminking.
X verliest zijn leven als hij zijn vuilnisbak buiten zet op de verzamelplaats van de wijk. Het is winter, vroeg in de morgen en nog donker. De hele wijk, dus ook de schrijver, komt op die verzamelplaats, maar niemand heeft iets gezien. Ook X merkt er niets van. Het licht gaat gewoon uit als hij die ochtend een stevige klap op zijn achterhoofd krijgt. Daarna worden zijn luchtwegen afgeklemd, terwijl het lichaam in één van de bakken verdwijnt, die de schrijver voor dat doel heeft klaargezet. Het lichaam ligt verborgen onder het overige groen-, fruit- en tuinafval, in een – voor de tijd van het jaar- behoorlijk volle bak. Dat zou een zwakke plek in het moordplan zijn, als de vuilnisman dat soort dingen ’s ochtends vroeg bedacht, als hij de afwijkende bak een uur later leegt in de vuilniswagen van Stadsreiniging, die al malend en plettend het vuil naar de grote composthoop van de stad brengt. Pas als het licht wordt, tegen een uur of negen, zal de linkerarm gevonden worden, wat een mooi begin is van een moordonderzoek in een literaire thriller, zo denkt de schrijver.

Dit bericht is geplaatst in schrijven en getagd . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.