Lied

Het is gebruikelijk in onze familie dat we bij feestelijke gelegenheden een lied zingen. Het lied omlijst de aanbieding van het cadeau. Over twee weken is het weer zover als mijn broer en schoonzus hun 25-jarig huwelijk vieren. Ik kom uit een groot gezin, dat met gemak een koortje kan vormen. En mijn broers en zusters hebben de onuitgesproken verwachting dat ik zo’n lied maak.
Er is een bestaande melodie nodig, die mijn weinig muzikale familie zonder enige oefening verstaanbaar kan meezingen, en een tekst die ergens over gaat. Zowaar een opgave om eens even voor te gaan zitten. Het is moeilijker dan een Sinterklaasgedicht, omdat het niet alleen moet rijmen, elke zin heeft ook nog eens een voorgeschreven aantal lettergrepen met de klemtonen op een vaste plaats.
Dan bewijst zich de magie van de taal. Er zijn reeksen van woorden die hetzelfde uitdrukken, maar er past er maar één bij de melodie. Het is als het kraken van een kluis waarvoor maar één combinatie bestaat. Vind ik die en valt het laatste woord met een zachte klik op zijn plaats, dan is er een hermetisch moment van onherroepelijkheid. Daarom zijn religies ook zo gek op liederen en verzen. Als iets zo mooi klopt, dan moet het wel waar zijn.
Niet dat er tijdens het feest veel van overblijft. We zijn al blij als we het lied op hetzelfde moment inzetten en ongeveer gelijk eindigen. En na drie minuten amechtig zoeken naar de juiste toonhoogte, is de rest van het gezelschap blij dat het cadeau kan worden aangeboden.

Dit bericht is geplaatst in schrijven en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.