Lentetaal

Als het langzaam licht wordt en ik alleen de vogels hoor. Als de zon er nog net niet is en alles de adem inhoudt in stille verwachting van een mooie dag. Het is een moment van verwondering, van overweldiging. Het is een moment voor mij alleen. Iedereen slaapt nog, ik zie alleen de buurman die zijn hond uitlaat, als onderdeel van mijn uitzicht.
Als ik de bloesem van de Kweepeer zie oplichten. In onze tuin keren de tulpen van vorig jaar nog één keer terug. De kleine knoppen steken boven het blad uit. Laat het niet te warm worden, denk ik. Fris groen is het en dat moet het zo lang mogelijk blijven. Nu nog niet de lome warmte en de uitbundigheid van bloemen van één dag. Dat komt later. Vanaf nu tot ruim in mei tulpen voor het huis. Elke dag weer open en dicht, tot het echt niet meer kan. Daarna pas mag de zomer beginnen.
Als het gras voor het eerst weer is gemaaid en het lichtgroene tapijt zich voor je uitstrekt onder een klein laagje dauw. Ik ruik de zoetscherpe geur van het gras dat onder mijn voetbalschoenen plakt. We zijn veteranen, maar het gevoel is van kinderen van tien die het veld op rennen. Nieuw bloed stroomt door de aderen als na een transfusie. De lichte bries vanaf het IJsselmeer is rijk aan zuurstof. Ergens diep in de cellen van mijn lichaam staan de mitochondriën in brand.
Als ik ’s avonds na het eten nog even de tuin inloop. Nog even wat doen of juist niet. Gewoon even zitten, desnoods met een trui aan, op een tuinstoel die alweer uit de berging is gehaald. De rust die ik vind op een koele voorjaarsavond, als het steeds langer licht blijft, maar nu langzaam in de schemer van de ondergaande zon, met op de tuintafel, naast de bak met paarsgele viooltjes, de Ipad als spons van alle indrukken, die ik bij deze met u deel.

Dit bericht is geplaatst in schrijven en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.