Autoritme

Zondagavond rijd ik van Zuid-Limburg terug naar Almere. Het regent en de strepen zijn nauwelijks zichtbaar op de natte weg. Ik oriënteer me op de rode lichten van de auto voor mij. Maar ik weet de weg. We rijden deze route misschien wel voor de honderdste keer.
Naast mij zit mijn echtgenoot die al vóór Sittard in slaap viel. Af en toe kijk ik opzij of hij zijn ogen nog dicht heeft. De handen liggen rustig in zijn schoot, het hoofd achterover tegen de hoofdsteun, de mond een klein stukje open. Ik probeer zo min mogelijk te versnellen en te vertragen om hem niet in zijn slaap te storen. De cruise-control is mijn vriend.
Wat is het geluid van deze rijdende huiskamer in de nacht? De radio staat niet aan. Ook de dieselmotor hoor ik niet. Wel het monotone rollen van de wielen op het wegdek, het gespetter van de regen op het voorscherm en het ritme van de ruitenwissers. Vanuit het midden zwaaien ze naar buiten, de één net iets eerder dan de ander, en de ander is net iets eerder terug. Ik probeer het geluid te ontcijferen. Tawoeftiktik, tawoeftiktik, maak ik er van. Daarbij, als ik inhaal, klinkt mijn richtingaanwijzer als het snelle klakken van een tong: tokka-tokka-tokka.
Tawoeftiktik, tawoeftiktik, de rondweg rond Eindhoven, de rondweg rond Den Bosch, tokka-tokka-tokka, de brede vierbaansweg tot aan Everdingen. De hele A2 rolt onder ons door in een cadans van wielen, regen, ruitenwissers en richtingaanwijzer. Bijna twee uur lang dansen mijn gedachten op dit autoritme. En zo gaat het door op de A27 langs Utrecht en Hilversum tot we de donkere polder in duiken. Bij de afrit naar Almere-Buiten, waar de snelheid afneemt, gaan zijn ogen open. ‘We zijn er al!’, zegt hij, en zit meteen rechtop. We stuiteren voorzichtig over de drempels van de Evenaar en even later zijn we thuis.

Dit bericht is geplaatst in schrijven en getagd , , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.