Anoniem

Ik zit in een Amsterdams café, en ik ben de enige. Op de achtergrond klinkt jaren vijftig muziek en daar doorheen de twee uitbaters die met zangerig accent de voorraad bespreken. Violen zwellen aan. De koffie is goed. Ik kijk uit het raam over de Nieuwezijds en zie de achterkant van het paleis met de kopergroene Atlas die de wereld torst. De lucht is donker bewolkt. Er staat een stevige wind. Toeristen lopen voorbij. Amsterdammers fietsen. Al woon ik hier driekwartier vandaan, ik ben net zo goed een bezoeker, bijna een toerist. In tegenstelling tot Almere, kom ik hier zelden een bekende tegen.
Het café heeft eikenhouten lambriseringen, een spiegel achter de toog en Art Deco plafonnières. Niets stoort me hier. Het gekibbel van de uitbaters klinkt al vertrouwd. Nu begint de vrouw zachtjes mee te zingen, terwijl ze de bar sopt. Het is niet erg om de enige gast te zijn. Ik schrijf op de rand van de Volkskrant en zij herkent dat ik geen behoefte heb aan een gesprek.
Amsterdam is een geliefde die haar geheimen niet makkelijk prijsgeeft. Het is altijd afwachten of ze je wil beminnen. Anonimiteit is haar grote verleiding. Ik kan alles zijn wat ik wil. Een handelsreiziger, of een directeur, een kunstenaar, een dokter. Elke carrière is nog mogelijk. Vandaag ben ik een schrijver, die op de rand van een krant schrijft. Wereldberoemd in mijn eigen universum, en iedereen laat me met rust.

Dit bericht is geplaatst in schrijven en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.