Leeftijdgenoot

Op het feest kwam ik een oude vriendin van mijn broer tegen. Zij was net als ik geboren in de Noordoostpolder en we deelden een geschiedenis. We namen onze beide Rooms-Katholieke families helemaal met elkaar door. Zo kwam ook de broer ter sprake waar ik vroeger mee op de middelbare school had gezeten en die net als ik het afgelopen jaar vijftig was geworden.
Achteraf kan ik reconstrueren dat ik al een oogje op hem had, toen we allebei twaalf waren. Voor mij op die leeftijd nog niet te duiden in welke richting dan ook, maar het was gewoon een leuke jongen en ik had veel bewondering voor hem. Hij was grappig, slim en kon bovendien goed voetballen. Tot een vriendschap kwam het nooit. Een jaar lang gingen we naar dezelfde school, en toen verhuisde het hele gezin en heb ik hem nooit meer gezien.
Maar het ging niet zo goed met hem, vertelde de zus. Het was een verhaal van een afgebroken studie, mislukt ondernemerschap, depressiviteit, schulden en uiteindelijk een berooide terugkeer naar huis. Hij woonde nu bij hun demente moeder en zorgde voor haar. ‘Dat doet hij goed’, zei ze,’hij kon altijd al beter voor andere zorgen dan voor zichzelf’.
Dit verhaal van een leeftijdgenoot greep me aan. Startend vanuit bijna dezelfde startpositie, met dezelfde kansen, zijn we elkaar in de eerste bocht van het circuit al uit het oog verloren. Sportief, intelligent, en van degelijke boerenkomaf; het garandeert geen succesvol leven.
Het hoeft maar een kleine kronkel te zijn, waardoor je je niet thuis voelt op een universiteit. Er is weinig voor nodig om failliet te gaan. Stress, depressiviteit, eenzaamheid; voor je het weet vertrouw je de verkeerde mensen. En dan op je vijftigste zit je weer bij je moeder op zolder, die net zo in de war is als jij.

Dit bericht is geplaatst in samenleven en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.