Balkon

Vlakbij station Almere Parkwijk staan een paar kleine witte flats, niet meer dan vier hoog, ruim opgesteld in het gras, met uitzicht over de gracht met de grote treurwilgen. Op één van de balkons van de vierde verdieping zie ik drie mannen staan. Het is laat op de avond en ik zie alleen hun silhouet afgetekend tegen het licht dat uit het appartement komt. De drie mannen roken en lijken ontspannen. Ze staan alledrie wijdbeens en kijken over de stad. Ik hoor ze zacht praten als ik langs fiets, waardoor ik opkijk, maar ik versta ze niet. Het is een warme voorjaarsavond, het is rond elf uur, windstil, op een doordeweekse dag. Zeker vijftien seconden kan ik naar ze kijken en me afvragen wat ze daar doen. Dan ga ik de bocht om, het Spoorbaanpad op, en kan ik ze niet meer zien.
Dit zijn de momenten waarop ik moet denken aan het programma ‘Opsporing verzocht’. Dat er misschien veel later ergens een lijk wordt gevonden en dat de politie dan vraagt of er misschien iemand iets opvallends heeft gezien. Zou ik dan weer terugdenken aan de drie mannen op het balkon, of zou ik ze zijn vergeten? Ik neem me voor om de datum te onthouden, want meestal begint zo’n opsporingsbericht met een datum. Wie weet nog wat hij woensdagavond op 2 april om elf uur ’s avonds deed? En wat hij mogelijk in Parkwijk heeft gezien. De vraag is of ik de politie zou bellen om mijn observatie te delen: ‘ik zag drie mannen op een balkon van een witte flat in Parkwijk. In de Gleditsiastraat, om volledig te zijn. Het was al laat op de avond. Ik vond dat verdacht.’
Als ik door de stad fiets, heb ik veel van dat soort momenten. Elke waarneming kan een licht werpen op de gruwelijkste misdaad. Een jongen die langsrent, een fiets slordig achtergelaten op de Cinemadreef, drie mannen in silhouet op een balkon. Voor ‘Opsporing Verzocht’ kun je alles wel bijhouden. Ik kijk overigens nooit naar dat programma.

Dit bericht is geplaatst in samenleven en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.