Ontmanteling

Soms zijn er woorden die ik vrijwel gedachteloos om de haverklap gebruik (haverklap?). Zoals het woord ontmanteling. Dat ligt mij de laatste tijd steeds op de lippen bestorven in vrijwel elke context. Het kan over een voetbalploeg gaan of over de sloop van een terras of over een deel van een organisatie. Het wordt tegenwoordig allemaal ontmanteld.
Nu ik dit opschrijf voel ik me nog onzekerder of dit wel helemaal correct is. Het kan best zijn dat ik mezelf belachelijk maak. Spreektaal blijkt vaak zoveel slordiger dan schrijftaal. Je komt er makkelijk mee weg, want het is vluchtig en ongrijpbaar, terwijl schrijftaal voor de eeuwigheid blijft bestaan.
Ontmanteling is natuurlijk iets of iemand ontdoen van een mantel. Daar hoef ik mijn dikke Van Dale (12e druk, 1992) niet voor te raadplegen. Als ik dat uiteindelijk wel doe, dan vind ik daar de geoorloofde metaforen als het ontmantelen van een stad (‘haar muren slechten’) of het ontmantelen van een decor (‘van gordijnen en rekwisieten ontdoen’).
Maar tot mijn verrassing blijkt ook de tweede betekenis van toepassing: ‘het ontdoen van haar essentiële delen’ met als voorbeelden: ‘de staatsmijn Maurits werd in 1968 ontmanteld’ en ‘het ontmantelen van de kruisraketten is een gevolg van de pas gesloten akkoorden’. (Zo leest de dikke Van Dale van 1992 als een geschiedenisboek).
Ontmanteling blijkt geoorloofd in vele contexten voor alles wat van iets dat op een mantel lijkt wordt ontdaan, maar ook van alles dat in zijn essentie wordt gesloopt. Zo kun je een terras, een voetbalploeg en ook een organisatie ontmantelen. Alles eigenlijk. Dus in dit geval wordt er nog onberispelijk gesproken. Dan toch morgen maar eens nader studie maken van het woord ‘haverklap’.

Dit bericht is geplaatst in communicatie en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.