Manager

Van alle Engelse termen die we gebruiken, is het woord manager net zo ingeburgerd als team of coach. Zonder er bij stil te staan dat we een vreemde taal spreken, hebben we het elke dag over management en managementteams, alsof er geen Nederlandse woorden voor bestaan.
Een manager is iemand die zorgt dat iets voor elkaar komt. Het is een ritselaar en regelaar, een duwer en een trekker, soms een toffe gozer, soms een eikel. In het Nederlands is er geen term die die veelzijdige functie goed beschrijft. Een manager is hier een kleine rommelaar met weinig status, die zich van werkoverleg naar werkoverleg spoedt.
Wat in het Nederlands nog het meest in de buurt komt van manager is het woord: baas. Maar aan bazen hebben we een hekel. De baas spelen, bazig en baas boven baas, zijn geen vleiende uitdrukkingen. Een hond heeft een baas. Een baas is iemand die je het liefst wilt ontlopen.
Wij zijn van het Rijnlandse model, zeggen we trots. Niet dat hiërarchische, door geld gedreven Angelsaksische model, waar je de baas ’s ochtends vriendelijk groet en knipmessend het kantoor verlaat, nee, wij denken niet in macht. Laat ons maar lekker polderen en verbinden. Wij gaan voor draagvlak en betrokkenheid. De continuïteit van de werkgemeenschap is in het Rijnland belangrijker dan de nettowinst.
Maar in onze taal zijn we wel Angelsaksisch. We hebben het over control, accountability, benchmarks en… managers, alsof er in het Rijnland geen betere woorden voor bestaan. Zelfs in het Duitse woordenboek staat Manager. Daar hebben ze wel een vrouwelijke variant: Die Managerin. Dat is dan weer typisch Duits. In het grote Rijnland hebben ze ook wel een goed alternatief voor manager, maar dat gebruiken ze liever niet meer. Een manager is daar een Geschäftsführer of kortweg: Der Führer. Dan is zelfs de term baas nog een koosnaampje.

Dit bericht is geplaatst in communicatie en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.