Inwijding

Op een koude decemberavond meld ik me bij het restaurant in de haven. Het is gesloten, maar bij de deur staat een grijze man in een grijze trui die voor me opendoet. Hij neemt mijn jas aan en wijst naar de aparte kamer waar ik wordt verwacht. Ik ben niet de eerste. In de kleine zaal zitten vijf mannen en vier vrouwen. Na mij komen nog twee mannen binnen. Een meisje brengt koffie en thee. Op de tafel staan glazen en water met en zonder bubbels. Even later brengt de man met de grijze trui ons de sleutel van zijn etablissement en verlaat het toneel. Ook het meisje zien we niet meer terug.
Het is koud in het zaaltje en ik zit in de tocht. Twee kleine straalkacheltjes links en rechts van de grote tafel kunnen er niet tegen op. Ik begin in mijn nek te wrijven om spierpijn te voorkomen. Dat blijf ik de rest van de avond doen.
De voorzitter opent de vergadering en heet ons welkom. De aanwezigen stellen zich voor. Het enige dat we gemeen hebben is dat we de voorzitter kennen. Hij heeft ons gevraagd en wij hebben ja gezegd. Verder verschillen we zoveel mogelijk van elkaar; een kunstenaar, een ondernemer, een ambtenaar, oud, jong, autochtoon, allochtoon. Wel zijn we allemaal Almeerders.
De voorzitter spreekt, wat geen straf is, want hij heeft een goed verhaal. Hij vertelt hoe het ervoor staat, wat hij verder nog van plan is en wat hij van ons verwacht. We zijn ‘in oprichting’, dus het is allemaal nog voorlopig. Af en toe stellen we een vraag. De voorzitter is tweeënhalf uur vrijwel ononderbroken aan het woord. Als ik rond elf uur Almere Haven verlaat ben ik geïnstalleerd en ingewijd.
Zo is het voor mij begonnen. Nu wacht ik verder af.

Dit bericht is geplaatst in communicatie en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.