Brief

Vroeger schreef ik nog wel eens een brief. Dat begon toen ik een jaar of veertien was en mijn oudste broer in de tropen zat. Ik moest schrijven van mijn moeder, want het werd op prijs gesteld als hij ook af en toe iets te horen kreeg van zijn broertje. Dat ging nog op van die dunne blauwe luchtpostvelletjes.
Zo’n brief deed er minstens een week over om aan te komen. Voor je antwoord kreeg was er minstens nog een week voorbij. En dan was het weer tijd om daar weer antwoord op te geven. Met een brief of tien per jaar, hadden mijn broer en ik een buitengewoon intensieve relatie.
Brieven schrijven was normaal in mijn studententijd. Met vrienden in Nijmegen, Maastricht en Amersfoort, ging er minstens een brief per week uit. De brieven die ik terugkreeg, heb ik goed bewaard in dikke stapels in een oude doos op zolder.
Welke jongen van veertien schrijft er nog een brief. En doen studenten dat nog? Waarschijnlijk niet. Ze schrijven wel veel meer dan in mijn tijd. Maar dan in smsjes en tweets, posts en chats. De hele dag door. Schrijfvaardigheid is veel vanzelfsprekender geworden.
En ook ik schrijf gedurende de dag veel meer dan vroeger. De ene mail na de ander. Kort en lang, doordacht en vluchtig. En ik krijg net zoveel mail terug. Aan het eind van de dag zit mijn mailbox vol. Niet alleen op mijn werk, maar ook privé.
Als ik na een dag vergaderen, zoals gisteren, geen tijd heb om ‘mijn mail te doen’, dan haal ik dat pas na een paar dagen in. In drukke periodes kan het zelfs zomaar een week duren voordat ik een mail terugstuur. Als de afzender het ook zo druk heeft, duurt de conversatie weer net zo lang als met mijn verre broer in de tropen.
Dan kun je beter een luchtpostbrief sturen. Zouden die blauwe velletjes nog te krijgen zijn?

Dit bericht is geplaatst in communicatie en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.