Bloemen

In het zaaltje waar de bezuinigingsclub maandagochtend vergadert, komt altijd stipt om half tien een man binnen met een bos bloemen. Hij komt er speciaal voor naar de tiende verdieping van de D-vleugel. Hij zet ze netjes op de vaas en verwijdert de bos van de vorige week.
De eerste keer dat ik dat zag viel mijn mond open van verbazing. Een bos bloemen op de werkvloer. Tot nu toe had ik alleen maar bloemen gezien in de kamer van de burgemeester en in de collegekamer. Zo’n bosje kost met bezorging en al toch gauw twee tientjes. Dat is in vijftig weken per jaar toch zomaar duizend euro.
De afgelopen vier jaar heeft de gemeente meer dan veertig miljoen bezuinigd. En nog zijn we er niet. Ons team is bezig om nog dieper in de organisatie te kijken op zoek naar besparingsmogelijkheden. We keren elke schoenendoos om, op zoek naar geld. We hebben nog enkele miljoenen nodig.
Als je zo lang al bezuinigd, dan wordt geld de maat van alle dingen. Bij elk nieuw initiatief is de eerste vraag: wie gaat dat betalen? Een collega verzuchtte deze week: ‘Houd toch eens op over formatie, geld en doorbelasting, er is ook nog zoiets als kwaliteit?’ ‘Maar ik ben een manager’, riep ik hulpeloos, ‘ik moet aan het eind van het jaar wel uitkomen.’ En terwijl ik het zei, kreeg ik een hekel aan mezelf.
Zo zien we elke maandagochtend de man met de bloemen binnenkomen. We lachen elkaar uit. Zolang de bloemen worden bezorgd, zijn we een waardeloos bezuinigingsteam. Ondertussen kan ik het bosje van deze week niet eens beschrijven. Zaten er lelies in of rozen? Of misschien allebei? Was het eigenlijk een mooie bos? Ik zag alleen maar een prijskaartje.

Dit bericht is geplaatst in communicatie en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.