Uitzicht

Op de twaalfde verdieping van De Rotterdammer, het kolossale gebouw naast de Erasmusbrug, zit je nog steeds dichter bij de begane grond dan bij het dak. Ik kijk op tegen de zwanenhals van de brug en ik kijk ook niet over de gebouwen heen aan de overkant van de rivier.
We hadden een sunsetkamer geboekt, om verzekerd te zijn van het uitzicht over de Maas, maar de zon zien we niet ondergaan op de noordoostelijke hoek van het gebouw.
Het uitzicht is evengoed indrukwekkend. Nergens in Nederland staan zoveel hoge gebouwen bij elkaar. In combinatie met de brede, traag stromende rivier en de haven die zich eindeloos ver naar de zee uitstrekt, heeft het een grandeur, die mij stil maakt.
Als het donker wordt zijn de torens bakens in de nacht, weerspiegeld in het water; de brug een harp waarvan de snaren van onderen zijn aangelicht.
Ik sta voor het raam en luister naar het ritme van de stad die ademt. Er is een permanente ruis van auto’s en trams op de brug, en van de boten die er onderdoor varen. Verder is er de wind, die maar geen vat krijgt op de betonnen kolos waarin wij ons schuil houden.
Onze eigen cocon, in een hoekje van het complex, is een steriele witte hotelkamer; een douche van glas, een mini-bar met een Nespresso-apparaat en een TV-scherm van twee vierkante meter, die pontificaal voor het bed is gezet.
Ik vermoed dat de andere honderd kamers precies hetzelfde zijn. En dat er in al die kamers mensen zoals ik achter het raam staan, naar de rivier staren en het contact met de werkelijkheid verliezen.
Ooit was deze delta onbebouwd en onbewoond. Het is niet te bevatten wat een mens tot stand kan brengen. Deze wereldhaven is een ode aan de mensheid. En inmiddels veel groter dan de mens zelf.

Dit bericht is geplaatst in verbinding en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.