Tandarts

Ik heb een zakelijke tandarts. Hij geeft me een hand als ik binnenkom en wenst me een goede morgen. Zijn eerste vraag komt meteen tot de kern: ‘Zijn er nog klachten?’ Hij verwacht niet dat ik dezelfde vraag aan hem stel: ‘En jij? Heb jij nog klachten?’, want zo is zijn vraag niet bedoeld.
Het consult kan me niet kort genoeg zijn. Ik duik meteen de stoel in en wacht niet tot hij vraagt plaats te nemen. Ik lig al met mijn mond open, terwijl hij zijn handschoenen nog moet aantrekken. En, om geen tijd te verliezen, heb ik ook alvast al mijn spieren aangespannen.
Tijdens de inspectie van het gebit geeft hij summier commentaar. ‘Tandvlees is goed.’ ‘Zie niets bijzonders.’ ‘Is dit gevoelig?’ Ik kan me beperken tot ‘Aaah’ (ja) of ‘Eeeh’ (nee). Hij eindigt met ‘Even reinigen.’
In de klinische ruimte met een systeemplafond en een aanrecht heeft hij zichzelf omringd met gereedschap en hoogwaardige apparatuur. Dit is zijn habitat. Zijn vrouw zit in de frontoffice waar de afspraken worden gemaakt. Hier in de backoffice hangt hij gewoon zelf de rochelende afzuiger in mijn mondhoek en begint op zijn gemak te boren, te schuren en te plamuren.
Mijn tandarts is een kleine donkere man van Surinaams Hindoestaanse afkomst. Hij heeft een bos grof zwart haar dat hij meestal in een staart gebonden heeft. Vaak heeft hij een witte jas aan, maar soms is hij helemaal in het paars, inclusief een passende paarse haarband. Dan ziet hij eruit als een sjamaan die net doet of hij tandarts is. Dat is het enige persoonlijke dat ik van hem weet.
Zijn kledingkeuze heeft overigens geen invloed op zijn werk. De paarse outfit past zelfs goed bij zijn stoïcijnse en efficiënte werkwijze. Ik sta binnen tien minuten weer buiten. Met zijn vrouw in de frontoffice maak ik dan opgelucht een praatje, terwijl de tandarts zijn volgende patiënt begroet: ‘Goedemorgen, zijn er nog klachten?’

Dit bericht is geplaatst in verbinding en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.