Stembevrijding

De mannen komen één voor één de Tituskapel binnen. Elke nieuwe man geeft alle anderen een hand en stelt zich voor. Ik ben de vierde man. Na mij komen er nog tien binnen. We gaan in een kring zitten met in het midden een grote brandende kaars. De kapel is groot genoeg voor honderdvijftig mensen. Achter ons staan lange rijen lege stoelen en voor ons is een klein leeg podium.
De cursusleider vertelt ons wat er komen gaat en we maken een kort kennismakingsrondje. Daarna gaan we staan. We krijgen de opdracht ons uit te rekken, diep te zuchten, gekke bekken te trekken en bij alles wat we doen geluid te maken. Ten slotte staan we stil en moeten we bewust op beide benen gaan staan, iets door de knieën zakken en zo ons wortelen in de vloer.
Als we er allemaal stevig bij staan, stellen we ons opnieuw voor. Eén voor één zeggen we onze naam. En dan nog een keer. Luid en duidelijk. De derde keer moet we de naam zingen. Het zingen begint voorzichtig en verlegen, maar elke volgende ronde wordt het luider, speelser, onbeschaamder. In de Tituskapel klinkt elke naam als een klok. De stembevrijding is begonnen. We zingen terwijl we door de ruimte lopen, we zingen elkaar toe, we zingen samen aan de piano. Ten slotte staat ieder een keer alleen op het podium, zingend op zoek naar het verhaal van zijn stem.
Dit zijn mannen tussen de dertig en de vijftig. Het merendeel ken ik niet. Wat we doen is niet vanzelfsprekend. Maar we doen het, hoe ongemakkelijk het ook is. We onderzoeken onze angst en we tonen onze moed. Er is altijd wel een reden om je in te houden, om je niet te laten kennen, om bescheiden te zijn. Er is altijd verdriet, boosheid, verlangen en ontembare vreugde. Je hoeft je vanavond niet te beheersen. Geef het een stem! Alles is goed. Hoe vals, hoe schel, hoe oorverdovend: de stem die wordt bevrijd, liegt niet.

Dit bericht is geplaatst in verbinding en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.