Pitbull

Ik fiets met mijn ontbijtbroodjes van de Albert Heijn terug naar huis, staat er een vrouw met haar hond op het fietspad. Ik bel, te laat, de hond loopt de verkeerde kant op en trekt een strak gespannen lijn dwars over het pad. Ik kan nog net op tijd remmen. De vrouw schrikt en verontschuldigt zich, de hond kijkt me verwilderd aan.
En komt op me af! Ik herken de brede kop en ik zie de kromme poten die me altijd doen denken aan een antiek nachtkastje, en ik denk: pitbull. Ik zeg tegen de vrouw met enige paniek in mijn stem dat ik niet zo van honden hou. ‘Ja, dat merkt-ie meteen’, hoor ik haar zeggen.
Ik ga het gesprek verder niet aan, want ik wil zo snel mogelijk weg. Het enige dat ik zie is het oerverlangen van de hond om eens lekker zijn tanden te zetten in mijn kuiten. Zijn bruine ogen en bruine kop vertederen me niet. Zijn agressie maakt mij agressief. Die hond en ik zijn een gevaarlijke combinatie.
Zo snel ik kan, fiets ik er vandoor. Ik roep nog ‘Fijne dag verder’, want die vrouw kan er ook niets aan doen dat mijn jeugdtrauma’s opspelen. Eenmaal op veilige afstand besef ik, dat ik niet weet hoe die vrouw eruit ziet. Ik herinner me alleen een witte jas. Ik weet niet hoe oud ze is, of ze lang of kort haar heeft, of ze er zelf uit ziet als een pitbull of juist als een lief Loesje.
Dat heb ik nu altijd met hondenbezitters. Ik ben onmiddellijk helemaal geobsedeerd door de hond, dat ik de eigenaar niet zie. De hond staat mijn contact met de mens in de weg. Ik begrijp hondenbezitters niet, maar ik zal ze dan ook nooit goed leren kennen.

Dit bericht is geplaatst in verbinding en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.