Leemverf

Het regende zondag de hele dag. Overal in het land waren kleine overstromingen en ondergelopen straten. Hier in de wijk de Buitenkans in Almere had de vijver een hoger peil dan ooit, en het doorlatende lavapad bleek niet meer zo doorlatend. In mijn eigen tuin had de wind de tuinstoelen omver geblazen. We bleven maar binnen. Niet naar de Duurzaamheidsdag in het Centrum of naar wat dan ook. Geen zin in. Dit was een dag om uitgebreid de krant te lezen, de administratie te doen en naar de televisie te kijken.
Tegen enen begon de onrust. Ik drentelde maar wat heen en weer, kon me nergens lang op concentreren, en mijn echtgenoot keek het met lede ogen aan. Ik besloot hem te verlossen van mijn aanwezigheid, trok mijn oude kleren aan en ging naar ons buurthuis dat nog steeds in aanbouw is. Er was niets afgesproken met mijn buurtgenoten, maar ik had de sleutel en kon ook prima wat alleen doen.
Het buurthuis rook naar hout, gipsplaten, tegelvoeg en verf. Op de bovenverdieping, onder de dikke houten balken van het dak, hoorde ik alleen in de verte nog de wind. Ik schuurde een gipswandje en smeerde de laatste gaatjes dicht. Mijn tempo ging omlaag. Ik stofzuigde de vloer. Daarna roerde ik langzaam de leemverf. Een dikke modderverf, die eerst moet opdrogen om te kunnen weten of ze voldoende dekt.
Toen zat ik ineens zomaar rustig op een oude stoel, alleen in het buurthuis, en keek een beetje om me heen. Af en toe wierp ik een blik op de geverfde wand. Nu was het stil. Het leek of de wind was gaan liggen. Ik had de neiging mijn adem in te houden. Hoe stil kan het zijn. Stiller dan stil.
‘Wat is het geluid van één klappende hand?’, vroeg de Zenmeester. Het is het geluid van leemverf die opdroogt.

Dit bericht is geplaatst in verbinding en getagd , , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.