Klaverjassen

Eens in de veertien dagen, op woensdagavond, kaarten twee van mijn broers en ik met mijn moeder in Marknesse. We klaverjassen. Mijn moeder van 89 doet niet onder voor ons en we hebben geen medelijden met haar als ze zich vergist, wat ze overigens zelden doet. We zijn fanatiek. Winnen is het enige doel. En liefst zo dik mogelijk. We praten nog wel wat tussendoor, maar niet te lang en niet te veel, hoezeer we ook beweren dat we hier natuurlijk ook voor de gezelligheid zijn.
Gedurende het hele spel is onze overleden vader nadrukkelijk aanwezig. Zijn vaste wat bozige uitspraken worden aangehaald, als iemand wat te lang nadenkt: ‘Toe maar, het is je moeder niet!’, de tegenstander toch nog troef heeft: ‘Haal die troep dan eruit!’, of als je vóór het delen een goed gesprek begint en onbewust de kaarten te lang schudt: ‘Dat praat maar en praat maar!’ Vaak had hij ‘Wat een troep!’ of hij riep: ‘Het is Kevelaer hier!’, wat betekent van elke kleur twee, alsof ze in processie door een bedevaartsoord lopen. Ja, mijn vader kon heel goed mopperen.
Op een kastje in de hoek van mijn moeders kamer in het bejaardenhuis staat zijn portret. Hij is nu ruim zes jaar niet meer onder ons. Mijn vader was, toen hij stierf, al lang geen dagelijks onderdeel van mijn leven meer en ik miste hem eigenlijk niet. Maar deze avond had ik voor het eerst een moment dat ik hem nog wel eens zou willen spreken. Ineens was ik benieuwd naar zijn mening. Er is in zes jaar zoveel gebeurd. Hij heeft niet eens meegemaakt dat ik in Almere ben gaan wonen. Dat had ik hem toch graag nog laten zien. Zou hij hebben laten merken dat hij trots op me was, of zou hij alleen maar hebben gemopperd?
Het was maar een kort melancholisch moment. Als je kaart met je familie is er niet veel tijd om te mijmeren. ‘Toe maar, het is je moeder niet!’ En zo ging dat moment weer voorbij.

Dit bericht is geplaatst in verbinding en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.