Bijziend

Vanwege mijn bijziendheid, heb ik al meer dan een jaar een bril. Het was in een opwelling dat ik hem kocht. De verkoopster van Eye-wish in Almere mat mijn ogen en gaf me een bril met ‘min twee’ voor links en ‘min een half’ voor rechts. Ik ging er niet meteen mee over straat, want als ik bewoog, werd ik er duizelig van. Ik zette hem pas ’s avonds voor het eerst op.
Het was onvoorstelbaar hoe scherp het beeld van de televisie was. Ik kon me niet eens herinneren dat ik dat ooit zo had gezien. Maar er was ook een nadeel. Als ik tussendoor de krant wilde lezen, moest de bril af. Dan moesten mijn ogen zich aanpassen en zich opnieuw scherp stellen. Een licht gevoel van misselijkheid was het resultaat. Na die eerste avond heb ik de bril thuis niet meer gedragen. Ik zet hem alleen nog op in het theater en in het voetbalstadion.
Toch lijkt het erop dat ik ook in het dagelijks leven niet lang meer zonder kan. Op de fiets gaat het nog wel, maar ’s avonds in de auto zijn de borden langs de weg enkel blauw met witte vlekken. Het is gevaarlijk als je voor zo’n bord stapvoets over de vluchtstrook rijdt om ze te kunnen lezen. Als ik op mijn werk iemand in de lange gang tegenkom, moet hij vlakbij zijn voor ik hem herken. Bij presentaties zorg ik altijd dat ik vooraan zit, anders zie ik de schermteksten niet. En zo stapelen de kleine handicaps zich op.
Hoezeer ik me ook met de hoofdlijnen wil bezighouden, de wereld om mijn heen wordt vager en vager. Alleen de contouren bijven over. Pas in een cirkel van vijf tot tien meter, geven gebouwen en mensen hun ware aard prijs. Wil ik niet in een schijnbare wereld mijn dagen slijten, dan moet ik iets doen.
Het gaat om de hoofdlijnen én de details, kreeg ik gisteren als managementadvies. De bril moet op. Misschien vandaag al.

Dit bericht is geplaatst in verbinding en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.