Ster

Josef was zo onder de indruk van de schoonheid en liefde van Maria dat hij haar verhaal over een zekere engel Gabriël en die onbevlekte ontvangenis zonder meer geloofde. Dat verzin je gewoon niet, dacht hij nog. Het zal niet helemaal precies zo gegaan zijn, maar als hij in haar blauwe ogen keek, kon hij ook niet voorstellen dat ze loog.
Zo schijnt ook de ster van Betlehem een dichterlijke vrijheid te zijn. Ondanks verwoede pogingen van sterrenkundigen om een komeet in de tijd te plaatsen, is het gewoon een special effect van de evangelist zelf. Hemelse verschijnselen horen bij zijn verhaal, als sneeuw in een Kerstfilm. De ster van Betlehem is de poëzie van de onvermijdelijkheid.
Het verhaal is groter dan de schrijver. Van de oproep je weg te zoeken, desnoods op een ezel, van ontberingen en afwijzing, van volle herbergen en een armzalige stal en ten slotte van het wonder zelf, de geboorte van een heilig kind. Het kan niet anders dan dat er een ster als gids is, dat er engelen zingen en dat zowel wijzen als herders op pad gaan, want ‘waarlijk een koning is geboren’.
Nog ouder dan de tien geboden zijn de heilige wetten van een goed verhaal. Engelen kunnen nog net, kabouters dit keer niet. Er zijn drie koningen, maar geen politici. Herders wel, maar geen bouwvakkers. De schrijver doet er alles om de mystiek zo diep mogelijk te maken, als een geleide meditatie, zodat iedereen zijn eigen verhaal herkent.
Alles is een metafoor. De reis, de stal, de os, de ezel, de moeder aller moeders, de timmerman, de koning, de herder en de talloze schapen. De ster van Betlehem! Het is een heilig spinsel van betekenissen, een magisch universum van taal, waarin God zelf de kans krijgt te bestaan.

Dit bericht is geplaatst in schrijven en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.