Perspectief

‘Ik zag hem wel kijken al deed hij zijn best niets te laten merken. Vanaf het moment dat ik hier ging zitten, twee tafels bij hem vandaan, had hij me in de gaten. Eerst nog was er een gewoon knikje. Niets bijzonders, vriendelijk eigenlijk, een knikje van de ene gast naar de andere die aan een tafeltje in de buurt kwam zitten. Daarna boog hij zich weer over zijn eigen maaltijd.’

‘Toen drong er iets tot hem door. Zo ging het altijd. Alsof hij een foto had gemaakt die hij in zijn hoofd nog eens opnieuw bekeek. Iets aan mij was anders. Hij wist niet wat het was en dus keek hij nog eens goed. En vanaf dat moment had hij het in de gaten. Ik zag ook de lichte uitdrukking van afgrijzen, zoals ik die vaker heb gezien. Geen overdreven grimas, maar heel even knepen de ogen zich samen.’

‘Het is een ongeluk van ruim dertig jaar geleden, maar als ik eraan terugdenk, kan ik in paniek raken. Zo levendig is de herinnering dat ik mijn hartslag opjaag en het zweet op mijn voorhoofd staat. De maaimachine kantelt op het talud, ik glij uit over het gladde gras en in één eindeloos lange seconde verlies ik duim en twee vingers, een halve hand. Ik hoor mijn eigen schreeuw en ik zie hoe ik over het vers gemaaide gras een cirkel van bloed teken.’

‘Ik was twaalf en gehandicapt. Ik leverde mijn rechter dikke teen in om een nieuwe duim te maken. Met die grote teenduim hield ik nu mijn vork vast. En aan de andere tafel zat die lange man. Hij deed of hij niet keek, maar draaide toevallig nog eens mijn kant uit. Hij liet zijn ogen rusten op mijn verminkte hand met de wanstaltige duim. Ik zag ook dat hij zijn eten verder liet staan.’

Dit bericht is geplaatst in schrijven en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.