Ontiegelijk

Gisterenavond hoorde ik het woord catastrofaal. Het is afgeleid van catastrofe, een grote ramp. Ik moest het woord opzoeken om zeker te weten hoe je het precies schrijft, terwijl het een tamelijk gangbaar woord is.
Ik zat bij een vergadering en daar werd het woord catastrofaal een aantal keer gebruikt. Met een stevige intonatie, dat ook, meer om de verontwaardiging uit te drukken over wat de spreker heel erg vond dan dat het nu letterlijk zo catastrofaal was.
Het is een groot woord, net als gigantisch, ontzettend of verschrikkelijk. Veellettergrepige woorden die de opwinding extra aanzetten zonder dat je precies bedoelt wat je zegt. Het zijn woorden zonder overtreffende trap, want het kan niet nog gigantischer, ontzettender of verschrikkelijker? En zeker niet catastrofaler.
Zo heb je ook het woord: ontiegelijk. Het lijkt in onbruik geraakt maar het bestaat nog wel. In de jaren zestig en zeventig was het populair. Ik herinner me dat mijn broer het in elke zin gebruikte als hij enthousiast was. Het was ontiegelijk mooi, ontiegelijk snel, ontiegelijk vaak.
Het komt oorspronkelijk van het Oud-Nederlandse woord ontidech: ontijdig, ongepast en onbetamelijk. Iets wat niet passend is voor dat moment en daarom niet fatsoenlijk is. Misschien was het om die reden zo populair in de jeugdcultuur van die jaren: hoe onbetamelijker en schaamtelozer hoe beter. Maar ik denk niet dat die hippiegeneratie zich zo verdiept had in de etymologie. Ontiegelijk bekte gewoon ontiegelijk goed, net als donders, mieters, hartstikke, dramatisch en natuurlijk catastrofaal.

Dit bericht is geplaatst in schrijven en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.