Kleine ongelukjes (1)

Op een dag, na het zwemmen, voelde ik me zo fit, dat ik mijn lichaam eens goed bekeek en in bewondering mijn zegeningen telde. Kijkend naar mijn huid, mijn teennagels, de gladde knieën, de scharnierende enkels, en alle andere kwetsbare onderdelen van mijn lijf, besefte ik dat ik al vrij lang verschoond was van ‘kleine ongelukjes’. Alles was heel en ongeschonden. Geen butsen, schaafwonden, blaren of kapotte ellebogen, of andere sporen van onoplettendheid, roekeloosheid of domme pech. Geen korsten gedroogd bloed, gele vlekken van verborgen blauwe plekken, geen kraters van pasgeoogste steenpuisten. Nee, een mooi gaaf, en in deze zomer, bruin huidje, goed doorbloed en gezond.

Ineens besefte ik dat ik geluk had gehad. En al een hele tijd. Dat ik vrijwel onbewust door het leven liep en steeds de dans was ontsprongen. Steeds netjes overgestoken, geen vreemde dingen ingeslikt, elke keer de goede schoenen gekocht en in het beste bed geslapen, niet op de tocht gezeten, geen heet water gemorst op mijn blote armen, of een vinger tussen de deur gekregen. Zelfs geen rib gekneusd bij het voetballen, of een enkelband gescheurd. Althans al een aantal jaar niet meer. Ik had gewoon ontzettend veel geluk gehad. En die wetenschap maakte me niet blij of zo. Ja, heel even misschien. Een klein moment van vreugdevolle dankbaarheid. Wat ik me vooral herinner is, dat ik vanaf dat moment heel erg voorzichtig werd. Superbewust van de gevaren om mij heen. In elk klein hoekje zag ik voortaan het kleine ongelukje. Ik had van mezelf een angsthaas gemaakt.

Dit bericht is geplaatst in schrijven en getagd . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.