Fictie

Wanneer durf ik aan fictie te beginnen? Die vraag stel ik me vaak. Al deze columns gaan over dingen die me overkomen, die ik me herinner of waar ik een gedachte over heb. Af en toe verzin ik er wel eens iets bij dat de waarheid wat leesbaarder maakt, maar 95% van wat ik schrijf is echt gebeurd of heeft een directe relatie met de werkelijkheid. Het is geen fictie.
Als ik iets begin te verzinnen dan is dat waardeloos. Alleen al het idee om een man of een vrouw te introduceren, die los van mij iets gaat doen of beleven, stuit me tegen de borst. Een verzonnen personage heeft bij mij weinig bestaansrecht. Het zijn schertsfiguren, ééndimensionele striphelden, verder kom ik vaak niet.
Misschien is het een gebrek aan fantasie om een virtuele wereld te scheppen, waarin mensen dingen beleven die ik nooit heb meegemaakt. Ik heb te weinig gereisd, gevochten en ellende ervaren, om er een boek over te kunnen schrijven. Gelukkig maar, zou je zeggen, maar het schiet niet op.
Als ik aan fictie zou beginnen, zou ik eerst moeten gaan studeren. Voor een thriller moet ik me verdiepen in angst en psychologie. Voor een detective in politieprocedures en forensische wetenschap. Voor een avonturenroman moet ik eerst op avontuur. En dat allemaal om fictie te maken, waarvan mensen zullen zeggen dat het allemaal verzonnen is.
Ik durf er niet aan te beginnen. Het is als een reis naar een ver land waarvan ik niet weet of het er wel ligt. De motivatie om door te gaan is flinterdun en voor ik het weet heb ik een hoop tijd verloren. Zo vaak heb ik al iets niet afgemaakt, dat ik maar beter niets nieuws kan beginnen. En zo sneuvelt de fictie voordat-ie verzonnen is. Ik durf het niet aan.

Dit bericht is geplaatst in schrijven en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.