Zwemmen

Ik herinner me van de lagere school een tekening in een kinderboek, waarop je een paar kinderen zag spelen langs een trekvaart met als onderschrift: ‘…een mooi plek-je om te zwem-men…’. Die halve zin, met die behulpzame streepjes tussen de lettergrepen, stond dan ergens in het verhaal op een pagina ervoor of erna.
Ik moet daar aan denken als ik tijdens deze warme zomerdagen aan het eind van de dag over het Gerrit Schultepad naar huis fiets en in het Meridiaanpark de kinderen van de brug zie springen. Zo hup de gracht in, vlakbij de punthuizen die in het water drijven langs de Victoria Regiastraat.
Het zijn meestal jongens, zwart, bruin en soms erg wit, die in hun zwembroek over het fietspad rennen, over de reling klimmen en zich vier meter in de diepte werpen, als ze zeker weten dat de anderen naar hen kijken. Bij die anderen horen ook de meisjes die hun fiets op het talud van de gracht hebben gegooid en op de steiger naast de brug hun voeten in het water laten bungelen.
Toen ik gisterenmiddag langsfietste was er iets gebeurd. Een jongen stond op de kant en hij gilde het uit, terwijl hij naar zijn been keek. Misschien was hij verkeerd terecht gekomen of was hij ergens in getrapt. Ik kon niet zien wat hij had. De anderen lagen in het gras en leken zich niet druk te maken. Eén jongen bekommerde zich wel om hem, liep naar hem toe en bestudeerde de schade.
De gewonde jammerde maar de ander bracht hem bij zinnen. ‘Volgens mij overleef je het wel’, hoorde ik hem zeggen, ‘het lijkt me sterk dat je daar aan dood gaat.’ Het was een klinische constatering en hij herhaalde die nog maar eens. ‘Nee, het lijkt me niet dat je daar aan dood gaat’. Inmiddels was één van de kleinste jongetjes alweer over de reling geklommen en stond op de rand van de brug te wachten tot er eindelijk eens iemand naar hem keek.

Dit bericht is geplaatst in samenleven en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.