Schuld

In het kielzog van de deurwaarder stapte ik het huis binnen. De man die ons binnen liet was een slanke donkere man van in de dertig. In de gang hing een foto van zijn twee jonge kinderen.
Het huis in Almere Buiten lag op een hoek. Vanuit de woonkamer keken we naar twee kanten over het water. Aan beide zijden was een terras van vlonderplanken. De ochtendzon scheen naar binnen.
In de woonkamer lag wat speelgoed en er stond één rieten stoel. Verder was er een eettafel met daarop de resten van het ontbijt. ‘Ik heb net de kinderen naar de opvang gebracht’, zei hij, ‘ik moet nog even opruimen.’ De man verdween achter de wand van de halfopen keuken. ‘Wilt u koffie?’
We gingen aan de keukentafel zitten. Er stonden precies drie stoelen bij. De tafel was gemaakt van dezelfde vlonderplanken als het terras. Tussen de richels lagen de gekleurde muisjes en de hagelslag.
‘Mijn vrouw heeft alles meegenomen’, vertelde hij, ‘de meubels, de televisie, alles. Ik heb sinds kort weer werk, maar veel schiet ik er niet mee op. Mijn hele salaris gaat naar de kinderopvang. Die kost duizend euro per kind per maand.’
De man zette een oud Italiaans koffiepotje op tafel en drie kleine kopjes. Hij schonk ons in. ‘Koffie is echt mijn ding’, zei hij, als ik weer geld heb, dan koop ik een televisie voor de kinderen en een espressomachine.’
De deurwaarder legde uit dat de man een belastingschuld had van ruim duizend euro. We kwamen beslag leggen op zijn auto. Die namen we natuurlijk niet mee. Hij had vier weken om een betalingsregeling te treffen. Als hij maar begon met iets te betalen, dan zou er niets gebeuren.
We lieten het proces-verbaal achter met een telefoonnummer erop, bedankten voor de koffie, en gingen op weg naar het volgende adres.
‘Wat vind je van dit verhaal?’, vroeg ik de deurwaarder.
‘Wat is dat voor een moeder’, zei hij alleen maar.

Dit bericht is geplaatst in samenleven en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.