Riet

Twee keer per jaar bevrijden we de gemeenschappelijke vijver in onze wijk van het riet. Het is een klus die een weekend duurt en waar zo’n twintig mensen aan meedoen. Het riet halen we er met wortel en al uit en elke keer hebben we de hoop dat het daardoor de volgende keer niet terugkomt. Maar die hoop is ijdel.
De stoerste buren trekken de waadpakken aan die daar speciaal voor zijn aangeschaft. Ze staan kromgebogen in de vijver. Meter voor meter trekken ze het riet eruit en gooien het op de oever. Aan de wortels kleeft inktzwarte leem. Het water van de vijver kleurt donker. Boven het water hangt de geur van verrotting.
Aan de kant harken andere buren het riet bij elkaar en verzamelen het in kruiwagens. Ze rijden de natte groen-zwarte troep naar de parkeerplaats, waar een grote berg ontstaat die later in de week zal worden weggevoerd.
Het werk maakt je smerig. Armen en benen krijgen een modderbad. Het zwarte water loopt overal langs en in. De smurrie zit in kleren, haren en onder de nagels en trekt de huid strak. In de koffiepauze en voor de gezamenlijke lunch was ik mijn handen grondig, maar alles smaakt naar natte hond. Aan het eind van de zondag sta ik een kwartier onder een hete douche en schrob mijn huid rood met de ruwe kant van de spons, maar het helpt niet; de rest van de avond komt de geur in onverwachte vlagen voorbij.
De volgende dag proef ik nog steeds de bedorven aarde, terwijl ik vanaf de ontbijttafel naar buiten kijk. Ik zie hoe de vijver strak en stil tussen de huizen ligt. Over het water hangt een lichte nevel. Een eendenkoppel heeft het open water ontdekt en zwemt geruisloos rond.

Dit bericht is geplaatst in samenleven en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.