Poldernevel

Het is al kwart voor tien in de avond als ik aan het eind van een lange werkdag afscheid neem van het vergadergezelschap in restaurant Haddock, dat aan de zuidkant van het Weerwater ligt, en eindelijk op de fiets stap.
Ik rijd langs camping Waterhout en het wokrestaurant Atlantis en kom op het fietspad naar het noorden, tussen het Weerwater en de A6. Het pad is onverlicht. Rechts van mij schieten autolichten door de mist, links ligt het meer in een stille nevel waarin ook de stadsvilla’s van het Lumièrepark schuilgaan. Niemand die mij hier ziet in dit niemandsland tussen snelweg en stad.
De poldernevel is mij vertrouwd. Ze herinnert aan fietstochten door de Noordoostpolder, vanaf een voetbalveld of een schoolfeest in Emmeloord naar de boerderij aan de korte Lindeweg in Luttelgeest; het diepe donker van het lege land en mijzelf in de hoofdrol als eenzame fietser op een buitenweg. Het is een duisternis waarin ik als kind altijd even stil wilde staan. Zonder licht, tussen twee boerderijen in, volledig op mezelf aangewezen, nam ik de stilte in mij op als bewijs alleen op de wereld te zijn, koning en armoedzaaier tegelijk.
Hier midden in Almere weet ik me omringd door bijna 200.000 mensen, maar ze hebben zich verschanst in hun woning. De gordijnen zitten dicht. Op het fietspad langs de A6 kom ik niemand tegen. En ook niet op het bedrijventerrein dat ik doorkruis, noch op het betonpad langs de Hogevaart. De stad slaapt al of zit voor de tv.
Deze bebouwde polder lijkt net zo leeg als het akkerland van toen. Langs het Gerrit Schultepad, al bijna thuis in de Stripheldenbuurt, verdwijnt het diepste donker en kom ik de eerste hondenbezitter tegen. Pas dan word ik me bewust van de stad die mij omringt en verdwijnt de herinnering aan de verlaten polder van mijn jeugd.

Dit bericht is geplaatst in samenleven en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.