Bedelaar

Bedelen is in Almere niet verboden, leerde ik laatst tijdens een presentatie in het stadhuis. Het staat niet in onze Algemeen Plaatselijke Verordening. Het past bij een liberale stad als Almere dat er zo min mogelijk verboden zijn. In ons officiële volkslied heten we niet voor niets de stad van de vrijheid. Dat maakt Almere aantrekkelijk voor zwervers die bereid zijn te reizen.
Je treinkaartje is in één ochtend terug verdiend (of je boete als je per ongeluk vergat een kaartje te kopen). Want bedelen is nog lucratief ook. Het levert zo’n zeventig euro per dag op, zeggen de ervaringsdeskundigen. Dat is een keurig basisinkomen. Met een vijfdaagse werkweek zit je zomaar op bijstandsniveau. En dat zonder vaste lasten. Ter vergelijking: als je een dagje meedoet met de activiteiten van het Leger des Heils krijg je een dagvergoeding van vijf euro.
De zorgverleners proberen bedelen te ontmoedigen, want zolang je bedelt doe je geen andere nuttige dingen. Bovendien gaat het geld op aan drugs en alcohol en dat biedt weinig perspectief. Zij adviseren ons, gewone stervelingen met een inkomen, geen geld aan bedelaars te geven, want zo gaan deze mensen nooit eens een keer goed voor zichzelf zorgen.
Het zijn soms ongewassen, slordig geklede mannen met een slechte adem, die om geld vragen. Daarom zien we een bedelaar ook nog als overlast. Wat hij natuurlijk niet is, want wat is het verschil tussen de weg vragen of om geld vragen? Het verschil zit tussen de oren.
In opvattingen over bedelen zit nu eenmaal een moraal verborgen. Over werken voor je geld en over de waarde van bezit. Over onafhankelijkheid en over zelfrespect. Over egoïsme en over naastenliefde. En van die ethische dilemma’s hebben we last als ons zomaar om geld wordt gevraagd.
Een bedelaar die zeventig euro per dag ophaalt, is eigenlijk een filosoof met een veel te laag uurloon.

Dit bericht is geplaatst in samenleven en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.