Achterop

We waren met dertig ambtenaren van de gemeente Almere op excursie in Rotterdam. Als toeristen reden we op gehuurde fietsen achter onze gids aan. Ons peloton brak steeds bij een kruispunt of een stoplicht en dan moesten we wachten tot we weer compleet waren.
Op één van die momenten sprong er een jongen achterop mijn fiets. Hij was in trainingspak, maar verder zag ik niet zo snel hoe hij eruit zag. Terwijl hij al op mijn bagagedrager zat, vroeg hij of hij een stukje mee mocht rijden. Het was brutaal en ontwapenend tegelijk. ‘Waarom niet?’, zei ik. De rest van het peloton keek geamuseerd toe.
Hij moest richting Crooswijk en had geen zin om te lopen. Ik vroeg hoe oud hij was. ‘Dertien’ En hoe hij heette. ‘Eiyim.’
‘Wat voor naam is dat?’
‘Marokkaans!’ En hij voegde er aan toe: ‘Moet ik er nu vanaf?’
‘Nee, natuurlijk niet’, zei ik. Een collega maakte een grap: ‘Heb je je mobieltje nog?’ Het was een triest vooroordeel, maar ik dacht het zelf ook en voelde stiekem of hij nog in mijn binnenzak zat. Eiyim lachte ook. ‘Ja, pas maar op’, zei hij.
Ik vroeg of hij voor Sparta, Feyenoord of Excelsior was. Dat vond hij een stomme vraag. Het logo van Feyenoord stond op zijn trainingspak. ‘Waar ga je naar school?’ Hij noemde een school. ‘Gaat het goed?’ Hij zuchtte: ‘Ja, hoor.’
Ik vroeg maar niet door en vertelde zelf maar iets. Hij reed een paar honderd meter mee en toen wilde hij er af. ‘Op de volgende hoek.’ ‘Waar?’ ‘Stop nou.’
Ik reed door tot het stoplicht en daar sprong hij van de fiets. ‘Nou bedankt’, riep hij en rende de stoep op. ‘Ja, tot ziens’, riep ik nog, maar toen was hij al verdwenen tussen de andere Rotterdammers.

Dit bericht is geplaatst in samenleven en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.