U

Gisterenmiddag had ik de eer de minister van Infrastructuur en Milieu te ontmoeten. Melanie Schultz Van Haegen. Mooie vrouw, jonger dan ik en bewindspersoon. Ik moest haar welkom heten en aankondigen. Op de naam had ik uitgebreid zitten oefenen van te voren. Mevrouw de minister Melanie Schultz van Haegen. Daar kun je zomaar je tong over breken. En verder moest ik haar natuurlijk met U aan spreken.
Vroeger moest ik tegen mijn ouders U zeggen. Als ik per vergissing een keer je of jou zei, dan werd ik onmiddellijk door mijn vader gecorrigeerd. En dat gaf mij als kind een waardeloos gevoel. Pas toen ik al dik in de twintig was, accepteerde mijn vader af en toe een je of een jou, maar dan hadden we minstens een borrel op of zaten we te klaverjassen. Niet dat daarmee de formele vorm van tafel was. De volgende dag was het weer gewoon U, en werd ik weer op mijn plaats gezet.
Daar werd ik nerveus van. En dat niet alleen. Ik kreeg een hekel aan ‘U’. In gezelschappen wist ik me er geen raad mee. Zat ik soms met U te hannesen, terwijl anderen gewoon je en jij zeiden. Andersom kwam ook voor: was ik ongepast op de informele toer gegaan. Ik heb er nu eenmaal geen gevoel voor en dat komt mijn relatie met autoriteiten niet ten goede.
Gistermiddag was het een historische gebeurtenis in de schouwburg van Almere, met handtekeningen onder een overeenkomst, toespraken, pers en applaus. Ik moest het aan elkaar praten en de organisatie had me gevraagd het ook een beetje luchtig te houden. Maar ik kon toch echt niet beginnen met ‘Hallo Melanie, fijn dat je er bent.’ Ook tegen anderen die ik dagelijks met de voornaam aanspreek, hoorde ik U te zeggen.
De verwarring van vroeger drong zich op. Fouten waren snel gemaakt. Mijn vader keek toe vanuit de coulissen. Uiterst consequent bleef ik tegen iedereen U zeggen. Super geconcentreerd. Aan het eind van de ceremonie, liep een aantal kinderen het podium op voor een ludieke afsluiting. Het kon niet anders dan dat ik een achtjarig jongetje een cadeautje gaf met de bijna Vlaamse wellevendheid: “Alstublieft, dat heeft U verdiend.” Hij keek me meewarig aan: “Je mag wel je zeggen, hoor.”

Dit bericht is geplaatst in communicatie en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.