Schatkaart

‘Ik heb nog een onderzoeksrapport voor je, dat zal je helpen.’ Ik grijp het aanbod van mijn collega met beide handen aan. ‘Graag, wat fijn, zet het op de mail!’ Hij is snel. Nog voor ik terug ben op mijn werkkamer, zit het al in mijn mailbox: dertig pagina’s leesvoer.
Ik neem het die middag mee de trein in, op weg naar Amsterdam. Het lukt me tien pagina’s geconcentreerd door te nemen, voordat ik in Duivendrecht moet overstappen op de metro. De rest van het rapport is voor de terugweg.
Ik heb een grote leeshonger. Ik lees alles wat los en vast zit. De wereld van mijn nieuwe baan is een prachtig bos, maar ik ken nog geen enkel pad. Het gevoel van de studietijd komt weer terug, alsof ik bezig ben voor een tentamen. Daar hoort ook dezelfde opwinding bij. Hoe spannend is het om iets te begrijpen dat zich in eerste instantie niet laat doorgronden.
Zo ook de dertig pagina’s van mijn collega. Eerst is er de taal, die nieuw is met vreemde nieuwe woorden en in elke alinea afkortingen. Er zijn zinnen, die ik wel drie keer moet lezen, laat staan dat ik het verband tussen de zinnen begrijp. Ik weet nog niet wat belangrijk is. Misschien bestudeer ik wel teksten, waarvan later blijkt dat ze er niet toe doen. Hoofdzaken en bijzaken kan ik nog niet onderscheiden.
Het rapport is als een schatkaart. Ik zie vreemde coördinaten, tabellen en stroomschema’s met pijlen die alle kanten op wijzen. Ik weet: ergens op één van de dertig pagina’s, in deze grijze brij van drukinkt, ligt de sleutel. Er is uiteindelijk altijd één verhelderende zin, die al het andere verlicht. Dat is de schat, die ik zoek.

Dit bericht is geplaatst in communicatie en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.