Praatje

In de Volkskrant stond afgelopen weekend een verhaal over het maken van praatjes. De journalist deed onderzoek. Hij maakte elke dag tien praatjes met onbekende mensen. Gewoon op straat, in de bus, in een winkel. Soms ging het vanzelf, soms haalde hij bakzeil. Zijn ervaring was dat als het praatje goed lukte, er een sfeer van energie en vrolijkheid ontstond. In tien van de honderd gesprekken kwam het tot het uitwisselen van telefoonnummers of zelfs een vervolgafspraak.
De afgelopen maanden op mijn nieuwe afdeling liep ik alle kamers binnen en heb ik praatjes gemaakt met in eerste instantie onbekende mensen. Soms ging dat vanzelf, soms was het een houterig gesprek met pijnlijke stiltes. Stond ik in een paar tellen weer op de gang: ‘Nou, het beste maar weer.’
De journalist leert de les dat je in een spontaan praatje niet alleen vragen moet stellen, maar dat je ook zelf iets moet vertellen. Alleen dan ontstaat er flow. De neiging de ander te laten praten, is misschien oprechte belangstelling, maar dan wel zoals in een verhoor. Als je ook iets van jezelf vertelt, en aanhaakt met een eigen mening of anekdote, stelt de ander zich ook meer open.
Ik moest denken aan mijn vader, die er een handje in had, om midden in een restaurant zomaar de mensen aan het belendende tafeltje aan te spreken. ‘Heeft u al besteld? Zit er wat voor u bij?’ Soms werd er wat verstoord op gereageerd en kwam hij niet veel verder, maar vaker was er zomaar een gesprek en dan fleurde hij helemaal op. Hij was onbewust bekwaam. ‘Nee, voor mij is een portie niet snel te groot. Ik heb er wel een hekel aan als er geen jus bij zit.’ Zat hij zomaar vijf minuten met zijn rug naar ons toe met wildvreemde mensen te praten. Ondertussen staarden mijn zus en ik naar het plafond en prikten wat beschaamd in onze schnitzel.

Dit bericht is geplaatst in communicatie en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.