Piket

Lang geleden dat ik piket had, maar nu is het weer zover en zit ik hier naast mijn telefoon op de bank. Het is maar voor anderhalve dag. Ik neem het tot zondag over van een collega. Het is onwaarschijnlijk dat iemand mij belt. In de zes jaar dat ik voor de gemeente Almere werk, is er nog nooit een ramp gebeurd. Ik durf dat ook gerust hardop te zeggen, want dan gebeurt er nog geen ramp.
Toen ik nog voor de politie in Venlo werkte, was dat anders. Daar ging de pieper elke avond wel een keer en ook soms midden in de nacht. Had je om half drie de meldkamer aan de telefoon. “Goedemorgen”, klonk de wakkere centralist, “sliep je lekker? We hebben een schietpartij.” En dan kon het wel een uurtje duren voordat je weer in je bed lag.
Daar verlang ik niet naar terug, maar als ik dan toch piket heb, dan kan er ook maar beter wat gebeuren. In Flevoland gebeurt niets. Nieuwbouwhuizen branden slecht. Zware chemische industrie ontbreekt. De trein rijdt zonder één enkele spoorwegovergang door de stad. Het water ligt achter drie dikke dijken. En op de A6 komen we in de onvermijdelijke file niet verder dan wat blikschade. Het is een superveilige regio.
Toch ligt de telefoon vannacht weer eens op het nachtkastje. Hij vergezelt me overal waar ik ga. Mee naar de supermarkt, tijdens het klussen in het buurthuis, zelfs mee naar het toilet. Het voelt een beetje overdreven allemaal, maar de overheid laat niets aan het toeval over. De grootste kritiek die zij meestal krijgt na een ramp, is niet dat er iemand dood is gegaan, maar dat de communicatie zo beroerd was. Dus als ik vanmiddag in Steenwijk op het voetbalveld sta, dan ligt mijn telefoon op de reservebank.

Dit bericht is geplaatst in communicatie en getagd , , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.