Goedemorgen

Toen ik afscheid nam van mijn oude afdeling, gaf een collega mij de tip om voortaan elke ochtend de tijd te nemen iedereen goedemorgen te wensen. Hij had zich er regelmatig aan gestoord dat ik ’s ochtends met grote stappen door de gang liep en niet de moeite nam even mijn hoofd in elke kamer te steken om de collega’s te begroeten. ‘Ik denk altijd dat ik dan iedereen stoor’, was mijn zwakke repliek, wetend dat ik ’s ochtends een hork kan zijn, die het liefst het eerste uur van de dag met niemand spreekt.
Toch heb ik zijn advies opgevolgd en in mijn nieuwe baan heb ik mezelf gedwongen om bij elke deur die openstaat even mijn gezicht te laten zien en goedemorgen te zeggen. Ik weet niet of het gewaardeerd werd. Ik bleef niet in de deuropening staan om een praatje te maken. In de ogen van mijn collega’s moet ik een soort koekoeksklok hebben verbeeld; op een vaste tijd verscheen er een kop in het gat van de deur dat ‘goedemorgen’ riep en dan meteen weer verdween.
De gewoonte werd sleets. Na een maand of twee liep ik alleen nog maar goedemorgend over de gang. Als er al ergens iemand in een kamer zat, had hij niet eens de kans iets terug te zeggen. Een nieuweling moest vragen wie daar net met grote passen langskwam, want ik was al voorbij als hij opkeek van zijn werk.
Nu is het inmiddels voorbij. Het hoeft niet meer. Sinds de Kerst zit de hele dienst in een grote kantoortuin met flexplekken. De gang is verdwenen en onderdeel geworden van de werkvloer. De medewerkers hebben vriendelijk verzocht die vloer niet onnodig als gang te gebruiken, maar liefst langs de andere kant van het trappenhuis te lopen. En een enkeling heeft zelfs geroepen dat het storend is als iedereen maar steeds loopt te groeten en te goedemorgen. Dat leidt nogal af.
Vooruit dan maar, ik mag ’s ochtends weer een hork zijn.

Dit bericht is geplaatst in communicatie en getagd , , . Bookmark de permalink. Reacties en trackbacks zijn beide momenteel gesloten.